Nieuwe ongelijkheid door opmars internet
De opmars van internet brengt nieuwe maatschappelijke ongelijkheid met zich mee.
Hoewel steeds meer Nederlanders thuis kunnen computeren en internetten, behouden diegenen die al in een vroeg stadium een pc kochten een voorsprong in de informatiesamenleving. Dat is een van de conclusies uit het gisteren gepresenteerde ‘Jaarboek ICT en samenleving 2003’, dat onder meer is samengesteld door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
De ‘voorlopers’ hebben thuis vaker internet en gebruiken de computer ook meer. Verder zijn ze vaardiger in de omgang met computer en internet. Zij vormen volgens de onderzoekers de voorhoede van de informatiesamenleving, die door bijvoorbeeld e-mail en chatten steeds meer nieuwe contacten legt. Het aantal Nederlanders van 18 jaar en ouder dat thuis kan internetten, steeg van 21 procent in 2001 naar 59 procent in 2002. In diezelfde periode nam het computerbezit toe van 58 procent naar 72 procent.
Lager opgeleiden, mensen met een laag inkomen, vrouwen, allochtonen en ouderen hebben hun achterstand tussen 1998 en 2001 enigszins ingelopen, maar zij hebben nog altijd minder vaak een computer en internettoegang. Wel wordt de afstand tussen jongeren en ouderen steeds groter.