Lonkend perspectief voor internet
Eind 2001 kon ruwweg 22 procent van de huishoudens met een aansluiting op internet daarvan genieten zonder op de telefoontikken te hoeven letten. Begin dit jaar was dat percentage al 33 procent, eind dit jaar zal het volgens onderzoekers tenminste 44 procent bedragen. Dit opent grote mogelijkheden voor een volgende slag met internet.
Het meest opvallende aan internet van de afgelopen acht jaar, zo blijkt uit cijfers van onder meer het Nipo en Heliview, is de vrij constante groei van de aansluitingen en het gebruik ervan. Die greep plaats in weerwil van de revolutiepredikers van 1995 tot 1997, de geldgraaiers van 1998 tot 2000 en de onheilsboodschappen van de afgelopen jaren. Natuurlijk veroorzaakte de hype in 1999 een wat snellere groei door de ‘gratis’ aanbieders en was er een dip in het gebruik in het afgelopen jaar.
En nog erger: uiteindelijk blijkt er, zegt het uitstekende, open werkende onderzoeksinstituut Pew, ook een tweedeling te zijn. Dat is wel degelijk iets voor zorgen, maar ook weer niet te groot. Tegenstellingen zijn een fact of life, van rijk en arm, van gezond en ziek en van intelligente en minder goed meekomende leerlingen op school. Het is aan de overheid om de gevolgen van dit soort kloven te beperken. We kunnen stemmen op partijen die de verhoudingen willen verbeteren, en zit je aan de goede kant, dan kun je dat nalaten.
Veel is er niet goed. Ik zie ook dat jongeren driekwart van hun tijd online nutteloos aan het kletsen zijn en ondertussen hun harde schijf vullen met onbetaalde muziek. Dat kan beter, en gezien de grote invloed van media in ons leven zouden
scholen mediagebruik – ook televisie, walkmangeluid, computerspellen en het consumeren van oorlogsinformatie etc. – moeten onderwijzen.
En nog een nadeel: e-mail begint volledig te ontsporen als gevolg van spam van voornamelijk Amerikanen. Maar het overgrote deel van de bijna 500 spamberichten die ik nu krijg per dag blijven al achter het spamfilter op de pc hangen.
(En nog wat klein leed: de ontevredenheid over de nieuwe vormgeving bij Planet en eerdere ingrepen die Planet Multimedia troffen. Uiteraard betreur ik dat buitengewoon, misschien wordt er weer iets rechtgezet, anders maken we er gewoon het beste van. What else?)
Het komt goed
Maar de schaduwen van de hier opgesomde malheur en negatieve tendensen kunnen niet verhullen dat het met internet goed gaat. ADSL- en tv-kabelverbindingen zijn wat betreft betrouwbaarheid op een voldoende niveau gekomen; enkel de informatievoorziening bij storingen is nog te vaak onnodig leugenachtig. Al maandenlang nu werken m’n ADSL-aansluitingen op drie plekken voortreffelijk. Voor mensen die ik mag helpen op een kabelverbinding moet ik helaas oorlog voeren met de UPC-mafia, maar New UPC gaat het hopelijk beter doen en ondertussen verbetert de kwaliteit wel.
Permanente aansluitingen bieden, met ‘breedband’ als tweede voordeel, grote mogelijkheden die nog onvoldoende worden onderkend. Dat loopt van een veel beter aanbod van catalogi en persoonlijke ondersteuning bij het online winkelen tot en met de distributie van muziek en films. Die verandert definitief dankzij de aanzet tot innovatie van de Kazaa’s.
In gedistribueerd computeren zullen veel meer mensen bekwaam worden en gaan deelnemen dan de voorhoede die er nu raad mee weet. In de zorg en in het onderwijs zal internet het komende decennium ook majeure veranderingen teweeg brengen, de eerste tekenen zijn zichtbaar.
Probleem hierbij vormen niet de mogelijkheden, maar de langzame tred van mentale veranderingen die de geschiedenis kenmerkt. Gewenning vraagt tijd, soms een generatie. Maar nu zie je je ook steeds meer ouderen e-mailen met kleinkinderen (die daarmee een alibi hebben om minder op bezoek te gaan).
Maar gedrag kan veranderen: na jaren video-on-demand met argwaan te hebben bekeken, bekijk en beluister ik nu met regelmaat bij Omroep.nl tv- en radioprogramma’s. Nog steeds pak ik het liefst een boek, tijdschrift of krant, ook vanwege de stilte, maar het consumeren van tv en radio verschuift gedeeltelijk naar het net, net als overigens verwerking van fotografie en van eigen videoproductie.
En dan telewerken: bij ons bedrijfje komen we nog twee dagen per week op kantoor op de gracht in Amsterdam en de andere drie (of vier) dagen werken we thuis, daarmee files, parkeer en NS-leed ontwijkend. Dat is rigoreus, geef ik toe, maar we hebben het geleerd. Vorige zomer werkten we volledig thuis, zaten vaak in de zon, maar dat ging ten koste van het overleg en de vernieuwing. Wat de politieke steun voor telewerken betreft is er hoop: gek genoeg treedt werkelijke vernieuwing vaak op onder politieke signaturen die min of meer achterlijk zijn (zoals onder Ronald Reagan), dus is er hier hoop. En politici maar met de neus op verkeerde besluiten worden gedrukt, zoals de waanzin van landschap verziekende spoorlijnen naar Duitsland en Frankrijk – product van vier vrouwelijke verkeersministers – terwijl files tussen Utrecht en Amsterdam staan.
Thuiswerkprogramma’s inclusief belastingvoordelen kunnen het oplopen van kosten van files tot staan brengen, en misschien zelfs meer. Grootste probleem is ook hier de gedragsverandering, en een risico: als het aanslaat, de files verminderen, dan stappen velen misschien alsnog in de auto, groeien files weer etc.
Bovenal gaat de combinatie van spraak- en data beter hanteerbare vormen krijgen, met telefonie over internet en spraak over ICQ en MSN Messenger. Voice mail en e-mail komen dichter bij elkaar en het beheer zal hopelijk vereenvoudigen.
Kortom, de mogelijkheden zijn talrijk om met massaal, permanent op internet aangesloten bevolking goede dingen te doen. Niet tegenstaande de genoemde problemen – die ook wel zullen toenemen – verwacht ik de komende jaren grote bloei van internet.
Bron: Planet.nl 26 april 2003