Nederlander is een e-burger geworden
De belangrijkste conclusies uit het vijfde ‘Jaarboek ICT en Samenleving: Gewoon digitaal‘, dat gisteren is aangeboden aan dr Alexander Rinnooy Kan, voorzitter van de SER en van Platform voor de informatiesamenleving van EPN, zijn:
- Met ongeveer 20% telewerkers is Nederland in Europa koploper met telewerken.
- ICT leidt niet tot meer werkdruk, maar maakt het werk wel interessanter
- De gemiddelde tijdsbesteding aan internet in de vrije tijd steeg tussen 2000 en 2005 van gemiddeld 0,5 naar 2,5 uur per week
- Meer ouderen zijn online (in 2005 44% van de 65-74 jarigen en 17% van de 75-plussers), maar hun achterstand blijft groot
- Het belang van internet als informatiebron groeit. Inmiddels gebruikt 38% van de Nederlanders internet om zich te informeren
- Er is meer overheidsinformatie online
- Het gebruik van online gezondheidsinformatie stijgt
Nederland is koploper met telewerken
Nederland is met ongeveer 20% van de beroepsbevolking die met enige regelmaat thuiswerkt internationaal koploper telethuiswerken. In de EU ligt het gemiddelde op 7%. Andere landen die hoog scoren zijn Denemarken (18%) en Finland (16%). Beduidend slechter gaat het in Zuid-Europese landen als Italië (3%) en Spanje (2%). Buiten de EU zijn er ook veel telewerkers in de VS (17%).Hoewel telewerken mogelijkheden biedt om arbeid en zorg gemakkelijker te kunnen combineren, wordt het zelden gebruikt als bewuste en structurele strategie om dit ook te doen. Het wordt eerder gebruikt als vorm van crisismanagement om tijdnood in het werk het hoofd te bieden.
Het werk wordt interessanter door ICT
Over de huidige invloed van ict zijn werkenden van oordeel dat het werk er interessanter door is geworden. Ook vinden zij dat het leven door ict minder ingewikkeld is geworden.
Werkenden zijn niet van mening dat zij door ict meer vrije tijd hebben gekregen of dat het tot minder werkdruk heeft geleid. Werkenden hebben wel positieve toekomstverwachtingen van de inzet van ict. In hun ogen zal ict in de toekomst in lichte mate bijdragen aan een aangenamer en overzichtelijker leven.
Gewoner en intensiever gebruik van nieuwe media
Het aandeel van de Nederlandse bevolking dat thuis toegang heeft tot internet steeg van 16% in 1998 naar 78% in 2005. Naast meer mensen met toegang is de omvang van het gebruik toegenomen. Tussen 2000 en 2005 nam de gemiddelde tijdsbesteding aan internet in de vrije tijd toe van gemiddeld 0,5 naar 2,5 uur per week. Naast de meer traditionele rol van informatieconsument worden burgers bovendien steeds meer informatieproducent (via weblogs e.d.)
Gebruikskloof tussen hoog- en laagopgeleiden
Hoogopgeleiden gebruiken meer verschillende internettoepassingen dan laag opgeleiden. Bovendien gebruiken zij meer informatieve en zakelijke toepassingen, zoals actualiteit en nieuws, informatie over werk en vacatures, internet-bankieren, het online kopen en verkopen van goederen en het gebruik van overheidssites, dan laagopgeleiden. Lager opgeleiden gebruiken meer vermaakstoepassingen van het internet in het algemeen, en spelletjes, muziekuitwisseling en chatten in het bijzonder dan hoger opgeleiden.
Meer ouderen online
In 2005 was 78% van de bevolking met internet verbonden. Het aantal aansluitingen in de groep 55-64 jarigen ligt iets lager op 72%, de 65-74 jarigen volgen op grotere afstand (44%) en 75-plussers zijn nog weer minder online (17%). Ook onder deze groepen is de verspreiding langzaam maar zeker toegenomen. In 2000 was namelijk 44% van de bevolking op internet aangesloten (55-64 jarigen: 31%; 65-74 jarigen 12% en 75-plussers 4%). Veel ouderen vinden zichzelf ‘te oud’ om te leren omgaan met ict. Ook veel ouderen geven aan dat de computer en internet te moeilijk zijn, of ze zien het voordeel of nut er niet van in. Ook financiële of fysieke beperkingen zoals een slecht zicht vormen voor sommige ouderen een belemmering. De veelvuldige verwijzingen naar internet in het dagelijks leven zijn soms een stimulans om internet uit te proberen, maar bij anderen werkt dit juist averechts.
Internet belangrijker als informatiebron
Steeds meer Nederlanders gebruiken internet om zich te informeren over uiteenlopende onderwerpen. In 2005 gebruikte 38% van de Nederlanders internet voor vele verschillende onderwerpen. Vijf jaar eerder was dat nog 23%. In 2005 was de televisie nog steeds veruit favoriet (92%) en ook het dagblad blijft populair (77%). Internet is na radio (47%) al wel teletekst (23%) en de opiniebladen (15%) voorbij gestreefd als informatiebron.
Meer overheidsinformatie online
Steeds meer gemeenten bieden informatie (bekendmakingen, vergunningen, verordeningen en plannen) on line aan. Zo ontsloot in 2003 26% van de gemeenten een bestuursinformatiesysteem op de website, in 2005 was dit 79%.
Gebruik online gezondheidsinformatie stijgt
Het aanbieden en zoeken van gezondheidsinformatie via internet wint aan belang. Nog niet vastgesteld is in hoeverre patiënten beter geïnformeerd over hun gezondheidstoestand op het spreekuur bij de (huis)arts komen. Wel worden informatievaardigheden, zoals het kunnen beoordelen van informatie op kwaliteit en relevantie, belangrijker, nu de toegang tot internet ‘gewoner’ is geworden.
Bron:
Jaarboek ICT en samenleving 2007: Gewoon Digitaal
Alle cijfers inmiddels eens kritisch bekeken. Blijft jammer dat organisaties als CBS en SCP met dit soort verouderde data op de proppen komt. Want laten we eerlijk zijn, wat zeggen nu de cijfers van 2005 nog in een tijdperk waarin bedrijven als YouTube en MySpace in een tijdbestek van een jaar zijn uitgegroeid tot wereldwijd de meest bezochte sites of waarin het gebruik van mobiel internet aan exploderen is?
Klopt van die cijfers. ‘k Heb gisteren even contact gehad met SCP daarover. De cijfers zijn gedateerd aangezien in sommige gevallen gebruik is gemaakt van het tijdsbestedingsonderzoek van SCP. Dat rapport gaat over 2005. Pas in 2010 is de volgende versie aangezien dit een vijfjaarlijks onderzoek is.
dank voor de aanvulling Peter! Ik mag hopen dat ze zelf ook gaan inzien dat een vijfjaarlijks onderzoek niet meer van deze tijd is. Laten ze een goed online panel opzetten en dit minimaal 2 keer per jaar doen (of nog beter, op continue basis).
@Marco: mijn afstudeeronderzoek Gezondheidspsychologie (2004) ging over de invloed van medische informatie op internet op de relatie tussen huisarts en patienten. De onderzoeksvraag was: in hoeverre gaat de huisarts in op vragen die de patient heeft naar aanleiding van meidsche informatie de hij/zij van internet heeft gehaald en welke factoren beinvloeden de mate waarin de arts ingaat op deze vragen van de patient. Ik heb o.a. onderzocht hoe vaak een huisarts te maken had met patienten die met medische informatie die ze gevonden hadden op internet bij de huisarts kwamen. Het onderzoek is uitgevoerd onder 130 huisartsen. In 2004 had een huisarts gemiddeld 1 keer per week een patient die vragen had naar aanleiding van informatie die was gevonden op internet. Het kan natuurlijk zijn dat dit inmiddels toegenomen is.
@Caroline: jij wist vast niet dat ik destijds betrokken was bij dokterdokter.nl en al dat soort onderzoekcijfers over e-health hier toen regelmatig publiceerde.
Over dokterdokter.nl gesproken, hoe staat het daar eigenlijk mee? Ik zie of hoor er weinig meer van. Wellicht tijd voor een kritische analyse van de gezondheidsportals in Nederland!
@Marco: nee, dat wist ik niet. Heb je destijds mijn afstudeerscriptie ook gezien dan? 🙂
@Marco: die ging overigens meer over het (coping)gedrag van de huisarts. Attitude ten aanzien van gebruik van medische informatie op internet door de patient en self-efficacy (geloof in het eigen kunnen om goed om te gaan met vragen van patienten die informatie van internet halen).
Niet gelezen maar wellicht is het wel interessant om eens opnieuw naar stand van zaken te kijken. Ik heb ook nog erg veel materiaal uit de tijd tot 2005.
@Marco: ik vind het nog steeds een boeiend onderwerp maar heb de laatste tijd niet echt naar nieuwe informatie op dat gebied gezocht. Je kent dat wel… scriptie na de verdediging de kast in en aandacht richten op andere dingen. Vanuit welke hoek zou je het willen bekijken dan: patient of huisarts (of beide)?
Ze durven wel zeg! Met name “ICT leidt niet tot meer werkdruk, maar maakt het werk wel interessanter” lijkt grote onzin. Vorige week een tweedekamerdebat en vandaag een stemming over een motie. ICT geeft zoveel werkdruk dat projecten niet eens in gebruik genomen kunnen worden en 5 miljard weggegooid.
Gerelateerde artikelen
Marketingfacts. Elke dag vers. Mis niks!
Marketingfacts. Elke dag vers. Mis niks!