Internet is gewoon een van de kanalen (voor 97 procent van de Nederlandse bedrijven)

11 oktober 2016, 05:00

Het CBS trakteerde ons afgelopen week weer op cijfers. Niet zomaar cijfers, want het CBS is een nieuwe weg ingeslagen en heeft bedrijven nu ingedeeld aan de hand van de informatie die ze op de website konden vinden. Ze hebben dus niet zelf naar de bankafschriften gekeken natuurlijk, maar een big-data-analyse’ verricht aan de hand van ‘webcrawling‘-technieken. Klinkt nogal modieus en matig betrouwbaar, maar zo komt het CBS tot een aantal inzichten.

Bedrijven

Nederland telt ruim 50 duizend bedrijven die voornamelijk via internet hun omzet behalen, zoals webshops, online diensten en internetgerelateerde ICT-bedrijven. Dat is 3 procent van de bedrijven in Nederland. De bedrijven die wél van internet afhankelijk zijn voor hun bedrijfsvoering en inkomsten zijn in dit onderzoek gerekend tot de kern van de interneteconomie.

Hoe het CBS de genoemde afhankelijkheid definieert is onduidelijk, net als het gewicht van het woordje ‘voornamelijk’. Beide gevallen betreffen eigenlijk niet meer dan een slag in de lucht. Het woord voornamelijk duidt in deze context op meer dan 50 procent van de omzet.

Of een bedrijf wel of niet afhankelijk is van een bepaalde omzet, heeft alles te maken met het winstbestanddeel. Je kunt wel 80 procent van je omzet online behalen en toch afhankelijk zijn van de 20 procent omzet die je via je winkel of je vertegenwoordigers apparaat verkoopt.

Bedrijven zijn niet per se afhankelijk van een kanaal, ze maken in mindere of meerdere mate gebruik van een kanaal. Of je ervan afhankelijk bent, heeft vooral te maken met de flexibiliteit van bedrijfsvoering. Komen er nieuwe kanalen, dan kan je daarvan gebruikmaken.

Banen

De interneteconomie voorzag in 2015 in 345 duizend banen, zowel fulltime als parttime. Dat is 4,5 procent van het totaal aantal banen.

Het overgrote deel van deze banen, meer dan 270.000 van die 345.000, zijn afhankelijk van de verkoop van internetdiensten. Interessant om te zien is ook dat er meer mensen afhankelijk zijn van het internet als toeleverancier dan er mensen leven van de daadwerkelijke opbrengsten.

Het zijn de 345.000 mensen die de internetdroom in leven houden. De mensen die naar alle waarschijnlijkheid ook oververtegenwoordigd zijn op de sociale media en via blogs actief bijdragen aan de beeldvorming van het zo succesvolle internet. Het zijn mensen die hun hypotheek en hun brood betalen met het geld dat ze verdienen met het bouwen van apps en sites, met het schrijven en praten over zegeningen van het internet.

Het woord ‘interneteconomie’ is een verzinsel – er bestond ook niet zoiets als de telefooneconomie of de postordereconomie.

Techno-optimisme

Het zijn de techno-optimisten die nog steeds grootse dingen van het internet verwachten. Verwachtingen die goeddeels zijn gebouwd op extrapolatie. Als je de techno-optimisten mag geloven, winkelen we straks alleen nog maar online, terwijl de huidige groei echt nog niet in die richting wijst. De percentages klinken aardig, maar het absolute bestanddeel is nog steeds slechts gering ten opzichte van het totaal.

Robert Gordon beschrijft de techno-optimisten in zijn boek The Rise and Fall of American Growth. Volgens Gordon waren riolering, de verbrandingsmotor, elektriciteit, de telefoon en centrale verwarming veel belangrijker voor het opkrikken van de levensstandaard dan recente innovaties, zoals het internet en mobiele telefonie. In tegenstelling tot de techno-optimisten voorspelt hij economische en technologische stagnatie, een situatie die veel meer lijkt op de huidige gang van zaken dan de rooskleurige toekomstbeelden.

Het CBS verzint zonder enige schroom dingen die niet bestaan. Zoals ook het woord ‘interneteconomie’ een verzinsel is, evenals ‘deeleconomie’ of ‘de nieuwe economie’, een veelgebruikte duiding begin jaren 2000. Het is marketingtaal die niet past bij een gezaghebbend instituut als het CBS. Er bestond ook niet zoiets als de telefooneconomie of de postordereconomie. Een kanaal is geen economie.

Je zou misschien voorzichtig kunnen concluderen dat alle internethosanna niet meer is dan een kanaalverschuiving

Omzet

De 50.000 bedrijven vormen 3 procent van het totaal aantal bedrijven en zetten gezamenlijk circa 100 miljard euro om, ongeveer 8 procent van het totaal. Dat klinkt mooi, maar wat betekent die zo bewierookte interneteconomie? En heeft het iets gedaan voor de totale economie? Tot nu toe nog geen klap. De afgelopen tien jaar zagen we de opkomst van de smartphone, Google, de sociale media en het online winkelen, maar over het geheel staan we stil.

Sterker nog, per hoofd van de bevolking is het bbp nog altijd lager dan in 2008: 1,7 procent lager om precies te zijn. Op zijn best zou je misschien voorzichtig kunnen concluderen dat alle internethosanna niet meer is dan een kanaalverschuiving. Of je een jas, een vakantie of een verzekering nu verkoopt via het internet of via een ander kanaal, je verkoopt nog steeds diezelfde jas, diezelfde verzekering en diezelfde vakantie. Het internet heeft ons van alles gebracht, maar geen economische groei, geen welvaart, geen extra werkgelegenheid en geen voorspoed.

Je wijzigt dus een definitie en bent zomaar 4.000 winkels kwijt. Dat zou ik nieuws noemen.

Uitglijder

Het CBS komt dankzij hun big-data-analyses en webcrawl-technieken aanzetten met zelf gefantaseerde websitecategorieën, zoals 438.000 passieve en 68.000 actieve sites.

De meeste hiervan gebruiken hun website echter niet actief (bijvoorbeeld als verkoopkanaal) maar passief als informatievoorziening.

Dat wordt gewoon door het CBS opgeschreven. De onderzoeker had waarschijnlijk last van een koortsaanval toen hij dit formuleerde. Kan het CBS weten of ik naar aanleiding van de gelezen informatie een mail heb verzonden met een offerteaanvraag of dat ik de telefoon gepakt hebt om een bestelling te plaatsten? Het is eigenlijk klinkklare onzin wat het CBS schrijft.

Het CBS probeert iets te duiden, maar glijdt alle kanten uit.

Hieruit blijkt dat het aantal webwinkels met 40 procent is toegenomen, van 23.005 in 2013 tot 32.160 op 1 januari 2016.

Dat getal klopte niet. Nu wordt geschreven:

Zoals eerder gemeld, komt de big-data-analyse op basis van andere definities voor 2015 uit op een aantal van 28 duizend webshops.

Je wijzigt dus een definitie en bent zomaar 4.000 winkels kwijt. Best veel, want in de afgelopen drie jaar groeide het aantal webwinkels dus bijna de helft minder dan eerder werd aangenomen. Dat zou ik nieuws noemen.

Ik ga niet roepen dat het internet onbelangrijk is. Maar voor techno-optimisten is alles wat met het internet te maken heeft bijkans heilig. Zo heilig, dat ze blind zijn voor de werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin het internet voor 97 procent van de Nederlandse bedrijven nog steeds niet meer is dan een van de kanalen. Een werkelijkheid waarin 95,5 procent van alle Nederlanders ergens werkt waar het internet geen dagelijks agendapunt is.

Tadek Solarz
Directeur/DGA bij CMG Nederland

Practice what you preach, de combinatie van adviseren en zelf ondernemen is voor mij ideaal. De lessen die ik leer breng ik dagelijks in de praktijk als directeur/DGA van de Creative Marketing Group Nederland. Opdrachtgevers werken samen met CMG Nederland aan het versterken van marktposities. Zes bedrijven, één aanspreekpunt. De belangrijkste marketingdisciplines verenigd in een groep. CMG werkt aan oplossingen die zich bewegen op het snijvlak van marketing, communicatie en internet-technologie. Met een man of honderd goed voor een top twintig positie in Nederland. Marketing is mijn speelveld met een voorliefde voor business-development, positionering, retail, merkontwikkeling en design. Ik help marketeers met hun positioneringsvraagstukken, marcom-strategie en merkbeleid. Verwacht van mij geen instant oplossingen. Als het gaat om een gesprek over de inhoud kun je me altijd bellen. Een mailtje sturen kan natuurlijk ook, tadek@solarz.nl omdat ik van simpel houd. CMG Nederland wordt gevormd door DWVTS marketingadviseurs, WEDA/BigID, Crossover Consultancy, Coolminds Virtual reality & internet, Network Operations en Kweekvijver Noord.

Categorie

6 Reacties

    Annelies Verhelst

    Poeh, best wel even een reality check |-)


    11 oktober 2016 om 09:11
    Albert Mensinga

    Ik zou graag een reactie van het CBS lezen / horen.


    11 oktober 2016 om 12:00
    Tadek Solarz

    Albert, je kunt het rapport zelf natuurlijk ook even er op naslaan. In sommige gevallen weten ze het helemaal niet en doen ze aannames vermelden ze zelf. De getallen op zichzelf zijn overigens niet echt nieuw.


    11 oktober 2016 om 12:22
    Paul Haarman

    Ik weet niet of de cijfers van het CBS kloppen (waarom zouden ze hier niet kloppen en hechten we er anders wel waarde aan?). Los daarvan, schat ik de internetrevolutie toch wat hoger in dan simpel een kanaalverschuiving. Bovendien stijgen de directe online aankopen nog steeds met dubbele cijfers. In het rijtje met de verbrandingsmotor en de telefoon blaast het internet een aardig toontje mee hoor. Die verbrandingsmotor droeg in de eerste 15 jaar ook nog niet veel bij aan het BBP, vergeet niet dat het internet als massa-fenomeen ook nog relatief jong is.Kijken we naar het aantal uren wat we per dag op het internet rondbrengen (afhankelijk van leeftijd rond de 3 uur per dag) dan kan niemand ontkennen dat de impact groot is. Kun je dat altijd direct vertalen naar het BBP, nee, maar moet dat? De invloed van Jezus op onze beschaving is ook niet te meten in productiecijfers (maar wel in geboortecijfers bedenk ik me nu).


    11 oktober 2016 om 17:04
    Tadek Solarz

    Paul dank voor je reactie. Ik twijfel niet aan de cijfers van het CBS wel aan de betekenis van die getallen.

    Met het noemen van die groei met dubbel cijfers sla je wat mij betreft de spijker op zijn kop. De taal van het internet is die van de procenten zeker als het om duiding gaat van groei, maar het draait natuurlijk om de absolute getallen. De cijfers van het CBS laten zien dat die absolute getallen na twintig jaar internet nog een beetje tegenvallen.

    Dat we veel tijd doorbrengen op een tablet of telefoon zegt me eigenlijk ook niet bijzonder veel. Of we nu vier uur tv kijken of drie uur naar een tablet uiteindelijk is het nog steeds kijken en wat is nu de echte betekenis van al dat kijken.

    De impact van het internet is met name groot voor mensen vanaf een jaar of 30. Omdat er voor hun iets is veranderd. Voor de jongere generatie is er niets bijzonders aan de hand. Die gebruiken gewoon wat voorhanden is. Dat we belangrijke veranderingen aan het internet toekennen is vooral een leeftijdsding.

    Wat betreft dat BBP is er wel iets bijzonders aan de hand. Er vloeide altijd geld naar automatisering om processen te verbeteren, te versnellen en om de kosten terug te dringen. Het gevolg was dat de winsten toenamen. Meer winst, meer ruimte voor innovatie en hogere salarissen. Investeren in internetapplicaties zit in een andere hoek. Je moet jarenlang verliezen kunnen accepteren omdat je anders een aansluiting mist. Zo worden er miljarden gepomp in een vaak ongewisse toekomst.

    Op dat punt heeft het internet zeker impact. Het geloof in de magische krachten van het internet is zo groot dat mensen bereid zijn om geld uit te geven aan iets dat niet werkt of nog niet werkt. Dat zie je ook terug in de verhouding werkgelegenheid van toeleveranciers van internetdiensten en de rest die er van profiteren. De algemene opvatting is immers dat je jaren verlies moet kunnen opvangen voor er rendement komt.

    Natuurlijk is het internet nog jong en zit er nog veel in vat, maar eerlijk gezegd is dat voer voor futurologen. Niemand weet echt hoe die toekomst er uit ziet. Gek genoeg lijkt het nu alsof Apple geen kodakmoment zou kunnen hebben en dat de suprematie van Google eeuwigdurend is. Op dat punt durf ik best in de toekomst te kijken. Er komt een generatie die Google en Apple maar ook Facebook iets van vroeger vinden.


    12 oktober 2016 om 06:39
    Albert Mensinga

    Met name voor jonge mensen – generatie Z – is internet niet Google maar social media.


    12 oktober 2016 om 07:17

Marketingfacts. Elke dag vers. Mis niks!